Kan het ontstaan van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd na drie contracten nu wel of niet worden omzeild door tegelijkertijd een vaststellingsovereenkomst aan te gaan met een datum voor beëindiging van het arbeidscontract?
Het Hof Den Bosch was in haar uitspraak van 30 juli 2013 van mening dat een aanvullende vaststellingsovereenkomst aangaande een beëindiging van het arbeidscontract, ondertekend bij aanvang van een vierde contract, nu die de onzekerheid bij werknemer over het tijdstip van beëindiging van het arbeidscontract wegneemt, is toegestaan. Het op die manier aangegane arbeidscontract voor onbepaalde tijd werd dus feitelijk een contract voor bepaalde tijd tot de datum van de beëindiging. Van dit laatste was volgens het Hof geen sprake; er was hier sprake van een geoorloofde strijdigheid om de onzekerheid voor de werknemer te beëindigen over hoelang er nog werk voor hem is.
De kantonrechter Apeldoorn heeft in zijn uitspraak van 12 november jl. inzake de zogenaamde ketenregeling van art. 7:668a BW (na drie aaneengesloten arbeidscontracten voor bepaalde tijd wordt een volgend contract automatisch omgezet in een contract voor onbepaalde tijd) geoordeeld dat een constructie om deze regel te omzeilen, in strijd is met een dwingende wetsbepaling als bedoeld in artikel 3:40 lid 2 BW en daarom vernietigbaar is. Dat het Hof Den Bosch in haar uitspraak van 30 juli 2013 deze constructie toelaatbaar acht, vindt volgens de kantonrechter geen algemene navolging in de rechtspraak en de rechtsliteratuur.
De kantonrechter gaat er namelijk vanuit dat een zodanige constructie is opgezet om aan het ongewenste effect van de omzetting van het bepaalde tijdscontract in onbepaalde tijd te ontkomen, zodat het feitelijk een vierde contract voor bepaalde tijd creëert, wat in strijd is met art. 7:668a BW, waarvan alleen afgeweken mag worden door een cao of publiekrechtelijk regeling. Daarvan was in dit geval geen sprake. Bovendien is dit artikel bedoeld ter bescherming van werknemers.
Doordat de kantonrechter van mening is dat in de betreffende zaak de vaststellingsovereenkomst over de beëindiging van het vierde arbeidscontract wegens in strijd met de wet, terecht buitengerechtelijk vernietigd is door de gemachtigde van de werknemer; bleef het arbeidscontract bestaan als een arbeidscontract voor onbepaalde tijd.