Sinds 1 juli jl. is het nieuwe ontslagrecht in werking getreden als onderdeel van de WWZ (Wet Werk en Zekerheid). Hierdoor is het thans, meer dan voorheen, voor zowel de werkgever als de werknemer opletten geblazen. De termijnen zijn namelijk veelal korter dan in het oude ontslagrecht.
Bovendien zijn niet alleen de termijnen korter, maar zijn het ook voornamelijk vervaltermijnen, wat inhoudt dat in tegenstelling tot verjaring, deze niet gestuit kunnen worden.
Ook bestaat buitengerechtelijke vernietiging van de opzegging van een arbeidsovereenkomst niet meer, dit kan straks enkel nog gerechtelijk.
Dit houdt in dat als een werkgever bijvoorbeeld een werknemer ontslag op staande voet geeft, dat de (gemachtigde van de) werknemer niet meer met enkel een briefje de vernietiging van het ontslag op staande voet kan inroepen. Binnen twee maanden na het ontslag op staande voet, dient thans een gerechtelijk procedure aanhangig te zijn gemaakt waarbij overigens in deze procedure tevens een loonvordering meegenomen kan worden. Dit gebeurt dan middels een verzoekschrift. Als de werknemer pas na twee maanden juridische bijstand inschakelt, is dat dus te laat en kan niet meer de gerechtelijke vernietiging van het ontslag op staande voet worden ingeroepen, met alle gevolgen van dien.
Gezien bovenstaande is het dus raadzaam voor zowel de werknemer als de werkgever om bij arbeidsrechtelijke kwesties niet te lang te wachten met het inwinnen van juridisch advies.